Het hoofdkwartier (principia) in het kamp van het tiende legioen in Nijmegen
De reconstructie die Kees Peterse maakte van dit hoofdkwartier laat een gebouw zien van een verrassende monumentaliteit. De fraaie computerbeelden brengen de sfeer van de ruimtes tot leven en tonen details zoals de imposante toegangspoort, het binnenplein en de grote hal of basilica met het vaandelheiligdom.
Zoals in elk Romeins legerkamp lag in het hart van de Nijmeegse legioensvesting het hoofdkwartier (principia). Dat was een gebouw met vier vleugels rondom een groot, rechthoekig binnenplein. De principia grensde met een vleugel aan de hoofdweg door het kamp (via principalis). Hierin bevond zich de toegangspoort. De vleugel aan de andere kant van het binnenplein was dieper dan de andere drie en bestond uit een grote hal (basilica) met daarachter nog een reeks vertrekken. Op de lengteas van de principia recht tegenover de toegangspoort bevond zich een gewijde ruimte (aedes). Hier stonden de vaandels en veldtekens van het legioen, samen met de gouden ‘adelaar’ die het kostbaarste onderscheidingsteken was. Een of meer vertrekken daarnaast of daaronder dienden meestal als schatkamer (aerarium) voor het bewaren van de kas. Zowel op het binnenplein als in de hal konden bijeenkomsten worden gehouden. Andere vertrekken in de principia werden gebruikt voor de opslag van wapens en verder als kantoren, vergaderkamers en archiefruimten. Binnen de vesting was de principia ten slotte bij uitstek de plaats waar beelden werden geplaatst van de goden en de heersende keizers.
Met een lengte van 92,7 meter bij een breedte van 64,2 meter besloeg het hoofdkwartier van de Nijmeegse legioensvesting een oppervlak van ongeveer 6000 m2. De resten van dit enorme gebouw zijn voor een groot deel blootgelegd bij opgravingen in de jaren 1918-1920 en 1965-1967. Vanwege de moderne bebouwing op het terrein konden ze nooit volledig worden onderzocht.
Links: plattegrond van de archeologisch onderzochte delen van het legioenskamp in Nijmegen (geel: hoofdkwartier). Naar: J.K. Haalebos e.a., Castra und canabae, Nijmegen 1995, Beilage I, E.
Rechts: plattegrond van het hoofdkwartier, zoals gereconstrueerd door Kees Peterse (zwart: opgegraven delen).
Reconstructie
In opdracht van Museum Het Valkhof in Nijmegen heeft Kees Peterse in 2000-2001 een reconstructie gemaakt van het hoofdkwartier. In het museum is de reconstructie gepresenteerd in de vorm van een maquette, een reeks computerstills en een computeranimatie.
Bij de analyse van de plattegrond bleek dat veel van de waargenomen metermaten konden worden omgerekend naar hele maten van een Romeinse voet van 29,72 cm. Zo meet de binnenhof (17) 130 x 156 voet (verhouding 5 : 6) en zijn de vleugels opzij van de binnenhof en vooraan langs de hoofdweg respectievelijk 30 en 40 voet breed. De vleugel met de grote hal of basilica (31) en de vertrekken daarachter is 120 voet breed. Bij de reconstructie van de opstand zijn de hoogtematen daarom eveneens berekend als veelvouden van de Romeinse voet.
Eerste ontwerpschetsen van de reconstructie van het hoofdkwartier. Tekeningen Kees Peterse.
Links: opgravingsplattegrond van de zuidoosthoek van het hoofkwartier, met de vertrekken 34 en 35 (grijs: niet opgegraven).
Rechts: gereconstrueerde plattegrond van het hoofdkwartier met nummering van alle ruimtes en vertrekken. Tekening Kees Peterse.
De vorm die het dak van de verschillende bouwdelen moet hebben gehad, is bepalend voor de reconstructie van de opstand. Hemelwater moest zo snel mogelijk naar buiten of naar de binnenhof worden afgevoerd. De U-vormige zuilengang rond de binnenhof (14-16) had zeker een naar binnen hellend dak, terwijl het dak boven de aangrenzende vleugels naar buiten zal hebben afgewaterd. Het middenschip van de basilica (31) moet verder een zadeldak hebben gehad met aan weerszijden een lessenaarsdak boven de twee zijbeuken. Een ongehinderde afwatering van hemelwater is alleen dan mogelijk wanneer de basilica inclusief de zijbeuken uitsteekt boven de aangrenzende bouwdelen.
Afgezien van de basilica (31) hebben vier ruimtes in de plattegrond een bijzondere vorm. Op de lengteas van het gebouw zijn dat de toegangspoort (1-2) en het vaandelheiligdom (39-40) en daarnaast de twee vertrekken die grenzen aan de korte zijden van de basilica (33 en 48). Ook in de opstand moeten deze ruimtes architectonisch zijn geaccentueerd. De drie aan de basilica grenzende ruimtes hebben in de reconstructie een zadeldak gekregen waarvan de noklijn telkens haaks op de gevel van de basilica staat. Van buiten gezien vallen genoemde ruimtes op, doordat de gevels hier zijn bekroond met een driehoekig gevelveld. Ook boven de toegang (2) aan de voorzijde van het gebouw is een zadeldak gereconstrueerd, waarvan het gevelveld is afgedekt door de bovenbouw van de monumentale toegangspoort (1).
Gereconstrueerd aanzicht van het hoofdkwartier vanuit het noorden. Computerstill Gerard Jonker.
Gereconstrueerd aanzicht van de noordgevel van het hoofdkwartier met de toegangspoort. Computerstill Gerard Jonker.
Gereconstrueerd aanzicht van de voorgevel van de basilica (31) vanuit de binnenhof (17). Computerstill Gerard Jonker.
De binnenhof (17) had aan drie zijden een omloop met zuilen (14-16), behalve aan de zijde van de basilica. De voorgevel daarvan was namelijk uitzonderlijk breed gefundeerd. Daaruit valt af te leiden dat tegen deze gevel halfzuilen hebben gestaan, die het ritme van de zuilengangen hier voortzetten. De monumentaliteit van de toegangspoort in de voorgevel van het hoofdkwartier werd zo herhaald in de halfzuilen tegen de voorgevel van de basilica. Die monumentale vormgeving onderstreepte aan de buitenzijde de betekenis van het gebouw als geheel en aan het binnenplein het belang van de basilica en het vaandelheiligdom.
In het midden van de binnenhof is een groot basement (18) aangetroffen, waarop vermoedelijk een beeld van de keizer stond. Vanuit de toegang (2) gezien vormde de gevel van de basilica met zijn halfzuilen een passende achtergrond.
In de Romeinse wereld was de basilica een wijdverbreid, min of meer vastomlijnd gebouwtype. Het was een langgerekte hal met een breed en hoog middenschip en smallere lagere zijbeuken aan weerszijden. In het bovenste deel van het middenschip, de lichtbeuk, viel het daglicht door vensters in de zijwanden naar binnen. De lichtbeuk kon rusten op enorme zuilen over de volle hoogte, van soms wel 50 Romeinse voet (bijna 15 meter) hoog. Uit de plattegrond en uit de funderingsresten van de Nijmeegse basilica kan worden afgeleid dat hier een andere variant is toegepast. Daarin stonden twee rijen zuilen boven elkaar en waren de bovenste zuilen in de regel iets korter dan de onderste.
Schetsen voor de reconstructie van de doorsnede van de basilica (31), met zuilen over de volle hoogte (links) en twee rijen zuilen boven elkaar (rechts). Tekeningen Kees Peterse.
.
Schetsen voor de reconstructie van de doorsnede van de basilica (31), met zuilen over de volle hoogte (links) en twee rijen zuilen boven elkaar (rechts). Tekeningen Kees Peterse.
Gereconstrueerd aanzicht van het interieur van de basilica (31) vanuit het oosten. Computerstill Gerard Jonker.
Vanuit het maatsysteem dat in de plattegrond besloten ligt, is de totale hoogte van de basilica, van de vloer tot de nok van het dak, in de reconstructie vastgelegd op 72 Romeinse voet of 21,40 meter. Deze maat is vervolgens in drieën gedeeld: 24 voet voor de onderste zuilenrij, 24 voet voor de rij daarboven (lagere zuilen op een voetstuk) en nogmaals 24 voet voor de hoogte van de lichtbeuk en de dakstoel tezamen.
Het vaandelheiligdom (39-40) was de belangrijkste ceremoniële ruimte van het hoofdkwartier. Hier stonden de beeldsymbolen en het vaandel van het legioen opgesteld, evenals de veldtekens van de verschillende eenheden waaruit het legioen was opgebouwd. De aangrenzende ruimtes (hier 41 en 42) dienden voor het bewaren van de kas. Uit de funderingsresten kan worden afgeleid dat het achterste deel van het vaandelheiligdom (40) verhoogd was aangelegd. Vermoedelijk diende deze ruimte als de opstelplaats voor alle veld- en legioenstekens. Tegen de buitenmuren van de achterste ruimtes (40-42) waren steunberen aangebracht. Die moeten hebben gediend om de zijwaartse krachten op te vangen van een gewelfconstructie waarmee deze ruimtes waren overdekt.
Steunberen tegen de zijgevels van het hoofdkwartier, ter hoogte van de vleugel met de basilica, impliceren eveneens gewelven in de ruimtes achter deze gevels. Deze vorm van verbijzondering van het interieur past zeker bij de twee ruimtes die grenzen aan de korte zijden van de basilica (33 en 48).
Gereconstrueerd aanzicht van het interieur van het vaandelheiligdom (39-40). Computerstill Gerard Jonker.
Verder lezen
A. Koster, K. Peterse & L. Swinkels 2002, Romeins Nijmegen boven het maaiveld. Reconstructies van verdwenen architectuur, Nijmegen, 20-39. [PDF]
K. Peterse, Romeinse architectuur, in: W. Willems e.a. (red.), Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland, 1, Prehistorie en oudheid, Wormer 2005, 258-270 (hier: 262-267).
K. Peterse, Roman architecture, in: W.J.H. Willems & H. van Enckevort (eds.), Ulpia Noviomagus. The Batavian capital at the imperial frontier, Portsmouth, Rhode Island 2009 (Journal of Roman Archaeology, Supplementary Series 73), 172-178 (hier: 174-176).
Klik hier om terug te keren naar de reconstructies steenbouw